Home

Nieuws

Jeffrey Spalburg in de OverUIT-bijlage van de Twentsche Courant Tubantia :THUUS in Hengelo-o-o

3.797 reacties Geen categorie

 

HANGEN BIJ DE HEMA

Na Brommers Kieken en Spiekerboks heeft het derde cabaretprogramma van Jeffrey Spalburg opnieuw een Twentse titel: Thuus. Een programma dat voor een groot deel over Hengelo gaat. Reden voor een sentimental journey door zijn geboorteplaats.

DOOR TON OUWEHAND – FOTO’S ANNINA ROMITA

 

Ik vind ze leuk, roept Jeffrey Spalburg. Hij is terug in zijn geboorteplaats Hengelo (O). We zijn op de markt. Hij had er herinneringen willen ophalen aan zijn vader, wiskundeleraar aan het Twickel College die daar op zaterdag altijd boodschappen ging doen. En aan Van Zijl waar-ie zijn cd’s kocht. Maar ja, die bronzen beren trekken momenteel alle aandacht. Hij had die enorme kolossen nog niet eerder gezien. Waarom de uitwerpselen blauw zijn, snapt hij ook niet, maar die niet te missen aanwezigheid van die beesten vrolijkt het plein aardig op. Bovendien sluit het prachtig aan op zijn cabaretprogramma Thuus, dat zaterdag in het Rabotheater in première gaat. Op de posters staat Spalburg in… berenpak. Kan ’t toepasselijker?

Hij woont al een jaar of twintig in de Randstad, maar in Hengelo is hij gevormd. Hengelo zal altijd speciaal blijven. Het is ook niet voor niets dat hij er zaterdag, op de premièreavond in het Rabo-theater zijn nieuwste single zal presenteren: Hengelo-o-o. Een persoonlijk eerbetoon aan zijn geboorteplaats.

Deze donderdag is hij speciaal teruggekomen om wat plekjes uit zijn verleden te laten zien. De wijk Het Wilbert, waar hij is geboren, ligt net te veel uit het centrum om er naartoe te lopen. Maar daar stond het ouderlijk huis, vlak achter de slagwerkwinkel van Jan Ter Maat. Hij laat er direct een verzuchting op volgen. Hadden zijn ouders zijn drumneigingen maar gestimuleerd. Had hij als kind maar een drumstel gekregen. Dan had hij heel wat van zijn overtollige energie uit zijn systeem kunnen meppen. Zijn ouders stuurden hem als vijfjarig jochie met ADHD op pianoles, dat werkte natuurlijk niet. Hij had moeten drummen. Was hij misschien niet zo vaak de klas uit gestuurd op de Plechelmusschool. Dan was hij nu een van de beste drummers van Nederland geweest. Maar een drumstel mocht niet.

Hij was wel vaak in Ter Maats winkel. Om er rond te kijken, om drumsticks te kopen. Want stokken, daar kon niemand bezwaar tegen hebben.

Drummer worden ging dus niet, maar hij had als kind al wel snel een alternatief, de kermis. „Als er kermis was, gebeurde er wat in het altijd zo rustige Hengelo.” De ogen raken in de glimstand. „Entertainment, lampjes, muziek.” We lopen naar de andere kant van het marktplein. „Hier stond de Flying Bob altijd.”

Hij schetst het beeld van een imposant draaimolenachtige rups waarbij – als je erin stapte – op z’n minst de zenuwhuishouding onder controle moest hebben. Want door de hoge snelheid hing je op een gegeven moment ondersteboven. „Op de achterkant van de kaartjes stond de naam Gigengack. Die meneer woonde gewoon in Hengelo. Wat leek me dát mooi. Met zo’n attractie op reis mogen, dat wilde ik ook. Dus vroeg ik aan mijn moeder hoe dat heette, als je daar je bestaan in wilde opbouwen. Ze begon keihard te lachen: ‘dat ga jij niet doen’. ‘Jawel’, zei ik, ‘hoe heet dat?’ Dat was dus kermisexploitant. Voor mij was het duidelijk. Zes jaar was ik en aan iedereen vertelde ik dat ik later kermisexploitant zou worden.”

Uiteindelijk verschilt het niet zo heel veel met wat hij nu doet, realiseert hij zich. Ook nu trekt hij door het land. Bouwt hij zijn decor op in een theater en breekt hij het na de voorstelling weer af. Op pad met een attractie, dat kenmerkt het bestaan van een cabaretier natuurlijk ook. „Ik ben nog steeds gek op reizen. In de auto zitten naar een theater rijden, ik vind het heerlijk.”

De Hema, daar wil hij ook naartoe. Hij wijst in het voorbijgaan op de winkel van Bevelsborg. „De dochters zaten bij mij op de Schaepman Mavo. Ze roken altijd zo lekker. Logisch, als je ouders een parfumerie runnen.”

Bij de Hema zag het er destijds iets anders uit. Geen stoep zoals nu, veel meer een winkelerf. Jeffrey wijst. „Daar voor de Hema was een soort zeshoek. Dat was de verzamelplek: ons meeting point. Daar hingen we rond op koopavond. Een stuk of vijftien jongens uit de hiphop, breakdance. Hele koopavonden hingen we daar. De meesten gingen daarna nog uit, naar De Siepel, maar dat mocht ik niet. Ik moest altijd vroeg thuis zijn.”

Op de plek waar nu een groene prullenbak staat, was vroeger een betonnen zuil van het Rode Kruis, wijst hij. „Daar heb ik nog een paar keer opgetreden.” Nadat hij was uitgedaagd dat-ie dát nooit zou durven. „Ik klom erop en ik ben gaan praten tegen het winkelend publiek. Beetje lullen in het luchtledige, beetje rappen. Vijftien of zestien jaar oud was ik toen.”

Ook bij het oude Metropool heeft Jeffrey een heel verleden liggen. Nu hangt er een bordje, met Verboden Toegang erop. En er staat ook een groot hek omheen. Maar de herinnering is nog kraakhelder. „Ik heb er zelf nog opgetreden”, zegt hij, „met mijn eigen band Graveyard Posse.” Die naam is bedacht door de andere rapper in de groep: Antony uit Rijssen. Hij woonde daar vlakbij het kerkhof, vandaar. „Ik was weg van hiphop. Luisterde elke woensdag naar het radioprogramma ‘De Wilde Wereld’ van Bram van Splunteren. Daar werd veel alternatieve muziek gedraaid. Maar ze draaiden ook altijd een hiphop plaat. Daar zat ik op te wachten.” Die nummers nam hij ook steevast op, op cassettebandjes.

Zo raakte hij ook ondersteboven van de Amerikaanse rap van Stetsasonic. „Hoorde ik ineens van de jongens met wie ik bij de Hema hing dat Stetsasonic in Metropool kwam optreden. Ze deden slechts twee optredens in Nederland. Een in het westen en eentje in Hengelo.” Natuurlijk was Jeffrey Spalburg erbij. „Heb ze zelfs ontmoet in de kleedkamer van Metropool. Héél inspirerend.”

Hengelo was sowieso een hiphopgemeente in die dagen, zegt Spalburg. „Bij het eerste grote hiphopkampioenschap zaten twee Hengeloërs in de finale. Was ik een van. Stond ik ineens in Paradiso.” Hij werd aangekondigd als de 17-jarige Jeffrey uit Hengelo. „Het publiek maakte wel duidelijk dat ze echt niet voor mij waren gekomen. Ik had nog een flink Twents accent, dat is er pas later op de toneelschool uitgeslagen.”

Op naar het station dan, óók historische grond. „Wij hadden geen auto. Als we naar familie in het westen van het land gingen, namen we de trein. Ik kwam zelf ook veel in Enschede. Daar kwam goede breakdance vandaan. De meisjes in Enschede waren ook veel leuker”, grijnst hij. „Die hadden veel hogere laarzen. Ik ging altijd met de trein. Te ver om te fietsen en de bus duurde me te lang. Ik ging er vaak uit in de Ohio: een discotheek waar ze hiphop draaiden.”

Het probleem was wel dat de laatste trein al om 00.25 uur ging. „Dat betekende om tien voor half één afscheid nemen, jas halen en dan rennen naar het station. Als je pech had duurde het te lang bij de garderobe, moest je nog harder lopen. Het is wel eens niet gelukt. Moesten we terug naar Hengelo lopen of proberen een fiets te jatten.”

Hengelo!

Jeffrey Spalburg gaat er zaterdag de première doen van zijn derde cabaretprogramma. Na Brommers Kiekenen, Spiekerboks is het nu Thuus. Daarmee is het drieluik verleden, heden en toekomst voltooid. Hierna kan het boek dicht. Al is het wat dat betreft wel snel gegaan. „Vorig jaar was ik elke dag in Hengelo voor opnamen bij RTV Oost van de serie Groote Markt 30. Toen kon ik er ook nog langs bij mijn ouders. Maar mijn vader is overleden en mijn moeder is verhuisd naar het westen. Er woont geen familie meer in Hengelo. Ik denk dat het met Thuus mooi is afgesloten.”

 

Jeffrey Spalburg: ‘Thuus’ Rabotheater. Hengelo. Vrijdag try-out, zaterdag première. Aanvang: 20.30 uur.

 

 

Bronvermelding : Ton Ouwehand

Foto’s :Aninna Romita

 

Meer info op : http://www.overuit.nl  

 

                                                                                       

OverUIT is een initiatief van De Twentsche Courant Tubantia, RTV Oost en de Stentor.